

Het is de laatste les van DICHTER. over het jubileumjaar in Amsterdam. Deze week lees je meer over de vroegere inwoners van onze hoofdstad: de waardijns van het Amsterdamse lakenbereidersgilde.
Wat hebben jullie hetzelfde en wat niet?
Het groepsportret is met olieverf geschilderd in 1599 door Pieter Pietersz. (geboren in 1540 in Antwerpen, overleden in 1603 in Amsterdam). De z bij zijn achternaam betekent ‘zoon’. Zijn vader heette namelijk ook Pieter: Pieter Aerts. Hij was ook schilder en hij leerde zijn zoon het vak.
De mannen op het schilderij zijn waardijns van de lakenen. Op de eerste rij hun namen van links naar rechts: Jacob Jansz Benningh, Lambert Pietersz., Hendrick Servaesz., Gijsbert Michielsz. en Hendrik Boelensz. De man linksboven is de knecht Thomas Prins.
Het gilde van de lakenen was een vereniging van ambachtslieden die laken maakten: een wollen stof die eerst werd geweven en vervolgens vervilt. Het werd meestal blauw of zwart geverfd, en laken glansde en was lekker warm. Om bij het gilde te horen moesten leerlingen een meesterproef afleggen. Die werd gecontroleerd door de waardijns, de proefmeesters. Ze keken of de nieuwe leden goed werk afleverden. Hoe is de kwaliteit van de wol? En is het weven en verven goed gegaan? Ook de oudere leden werden steeds gecontroleerd of hun laken een goede kwaliteit had. De waardijns gebruikten daarbij ‘stalen’. Dat zijn proeflappen om de lakens te vergelijken. Meer dan een halve eeuw later, in 1662, maakte Rembrandt ook een groepsportret van waardijns. Dat beroemde schilderij hangt ook in het Rijksmuseum, in de Eregalerij, en het heet De staalmeesters.